Selectiecriteria
Promotieprojecten / promovendi - Onderzoekers - Communicatie ten aanzien van het lidmaatschap - Beëindiging lidmaatschap Onderzoekschool - Onderzoeksprogramma's
Promotieprojecten / promovendi
Toelating promovendi van deelnemende faculteiten
Selectie van promotieprojecten en werving en aanstelling van promovendi is in de eerste plaats een verantwoordelijkheid van de deelnemende faculteiten.
- Kandidaat-promovendi van de deelnemende faculteiten dienen te worden aangemeld als lid van de School via hun promotor.
- De kandidaat-promovendi geven bij hun verzoek aan in welk onderzoeksprogramma zij wensen te participeren.
- Promovendi worden automatisch tot de School toegelaten op voorwaarde dat:
- het promotieproject aansluit bij de missie van de School;
- het project inpasbaar is in een onderzoeksprogramma van de School;
- de beheerder van de Onderzoekschool registreert de deelname van de promovendi;
- de beheerder van de School deelt de registratie van de promovendi ter informatie mede aan de respectievelijke programmaleiders;
- bij twijfel aangaande het programma waarin de promovendus zou dienen te participeren, contacteert de beheerder van de Onderzoekschool eerst de betrokken programmaleider, dan wel (bij gebreke aan reactie binnen een termijn van vier weken) de wetenschappelijk directeur van de Onderzoekschool;
- wanneer de programmaleider van mening is dat het onderzoek van de promovendus niet in het programma past, contacteert de beheerder de wetenschappelijk directeur van de Onderzoekschool. Als deze niet een oplossing kan bereiken, legt hij het voor aan het bestuur.
Toelating promovendi van niet-deelnemende faculteiten
- Promotieprojecten van promovendi van niet-deelnemende faculteiten worden beoordeeld door de programmaleiders op basis van dezelfde criteria als voor de toelating van promovendi van deelnemende faculteiten (zie hiervoor).
- Wanneer de programmaleider positief beslist op het toelatingsverzoek deelt de programmaleider dit mee aan de beheerder van de Onderzoekschool, die de promovendus registreert.
Onderzoekers
Toelating onderzoekers van deelnemende faculteiten
- Op basis van de volgende criteria kan een onderzoeker lid worden van de Onderzoekschool:
- de onderzoeker moet gepromoveerd zijn;
- de onderzoeker dient te beschikken over minimaal twee kwalitatief hoogwaardige publicaties;
- de onderzoeker moet in beginsel minstens 0,2 fte aan onderzoek dat past binnen de misse van de Onderzoekschool kunnen besteden;
- het onderzoek van de voorgestelde onderzoeker moet kunnen worden uitgevoerd binnen één van de bestaande (deel-)programma’s of projecten;
- bij voorkeur dient tussen de voorgestelde onderzoeker en de betrokken onderzoeksgroep reeds een samenwerking te bestaan.
- Het verzoek tot deelname wordt door de betreffende onderzoeker rechtstreeks aan de beheerder van de Onderzoekschool gericht.
- De onderzoeker geeft bij het verzoek aan in welk onderzoeksprogramma hij/zij wenst te participeren.
- De beheerder van de Onderzoekschool legt het verzoek voor aan de betrokken programmaleider.
- Gelet op de verbondenheid van de betreffende onderzoeker aan de deelnemende faculteit wordt de onderzoeker automatisch toegelaten wanneer deze aan de bovenvermelde voorwaarden voldoet.
- De programmaleider toetst of de onderzoeker aan die voorwaarden voldoet en deelt dit mede aan de beheerder van de Onderzoekschool.
- Wanneer de programmaleider niet binnen 4 weken zou reageren op een toelatingsverzoek zal toetsing door de wetenschappelijk directeur van de School plaatsvinden, die daarover vervolgens besluit en dat rapporteert aan het bestuur.
Toelating onderzoekers van niet-deelnemende faculteiten
- Toelatingsverzoeken van onderzoekers van niet-deelnemende faculteiten worden bezorgd aan de beheerder van de Onderzoekschool die dit verzoek voorlegt aan de programmaleider.
- Bij de beoordeling van het verzoek hanteert de programmaleider de volgende criteria:
- de onderzoeker moet gepromoveerd zijn;
- de onderzoeker dient te beschikken over minimaal twee kwalitatief hoogwaardige publicaties;
- de onderzoeker moet in beginsel minstens 0,2 fte aan onderzoek dat past binnen de misse van de Onderzoekschool kunnen besteden;
- het onderzoek van de voorgestelde onderzoeker moet kunnen worden uitgevoerd binnen één van de bestaande (deel-)programma’s of projecten;
- bij voorkeur dient tussen de voorgestelde onderzoeker en de betrokken onderzoeksgroep reeds een samenwerking te bestaan.
- Wanneer de programmaleider niet binnen 4 weken zou reageren op een toelatingsverzoek zal toetsing door de wetenschappelijk directeur van de School plaatsvinden, die daarover vervolgens besluit en rapporteert aan het bestuur.
Van promovendus naar onderzoeker
- De promovendus/a wordt na promotie automatisch onderzoeker, tenzij deze niet langer betrokken is bij een universiteit.
- Het is in dat geval de programmaleider die aangeeft dat het lidmaatschap van de School ten aanzien van die gepromoveerde onderzoeker dient te worden beëindigd.
- Bij gebreke aan reactie van de programmaleider (na promotie) wordt er vanuit gegaan dat de promovendus/a automatisch onderzoeker wordt; bij twijfel (en bij gebreke aan reactie na verzoek daartoe van de programmaleider) beslist de wetenschappelijk directeur van de Onderzoekschool.
Communicatie ten aanzien van het lidmaatschap
- De beheerder van de Onderzoekschool houdt een overzicht bij van de leden van de Onderzoekschool, alsook in welk programma zij participeren.
- De beheerder van de Onderzoekschool bevestigt de ontvangst van een verzoek tot lidmaatschap alsook het gevolg dat aan het verzoek is gegeven aan zowel de betrokken promovendus/a, dan wel onderzoeker als aan de programmaleider van het programma waarbinnen de onderzoeker gaat participeren.
Beëindiging lidmaatschap Onderzoekschool
Op regelmatige tijdstippen bekijken de programmaleiders of de onderzoekers (zowel van de deelnemende als van de niet-deelnemende faculteiten) voldoende actief zijn binnen het programma, dan wel dat er aanleiding is om het lidmaatschap van de betreffende onderzoeker te beëindigen. In dat geval contacteert de programmaleider de betrokken onderzoeker met de vraag of hij/zij nog langer prijs stelt op langer lidmaatschap van de School. Wanneer daarover geen eensgezindheid bestaat, legt de programmaleider dit voor aan het bestuur.
Onderzoeksprogramma’s
Selectiecriteria onderzoeksprogramma
Wat betreft de selectie van onderzoeksprogramma worden de volgende criteria gehanteerd:
- Het programma moet passen in de missie van de school.
- Er dient tussen de onderzoekers reeds samenwerking te bestaan.
- De onderzoekers dienen gezamenlijk activiteiten (bijvoorbeeld redactie van een bundel) te hebben ontwikkeld, waaruit blijkt dat de samenwerking een wetenschappelijke meerwaarde heeft.
- De kwaliteit van de programmaleider moet onomstreden zijn.
- Het programma dient een voldoende kritische massa te bezitten om zich ook duurzaam te kunnen ontwikkelen.
- Het programma moet wetenschappelijk en maatschappelijk relevant zijn.
- Voorstellen voor een nieuw programma kunnen worden geformuleerd wanneer de onderzoekers van minstens twee van de deelnemende faculteiten belangstelling hebben voor een programma.
- Verzoek tot ontwikkelen van een (nieuw) onderzoeksprogramma kan op elk ogenblik aan het bestuur worden gericht.
- Dit verzoek bestaat uit een korte programmabeschrijving met een gemeenschappelijke missie en visie.
- De programmabeschrijving kan beperkt blijven tot enkele hoofdpunten waarin het voorgenomen onderzoek wordt aangegeven.
- De missie kan dynamisch en flexibel worden geformuleerd, zodat het onderzoek binnen het programma ook op de actualiteit, ontwikkelingen en wijzigingen kan inspelen.
Aanduiding programmaleiders
- Iedere faculteit duidt per programma één programmaleider aan.
- De programmaleiders bepalen onderling een coördinerend programmaleider;
- Een programmaleider kan ook komen vanuit een niet-deelnemende faculteit, mits met goedkeuring door het bestuur;
- Een benoeming als programmaleider (via aanmelding door de deelnemende faculteiten) is in beginsel voor drie jaar, met de mogelijkheid van verlenging van de benoeming;
- Wanneer bepaalde faculteiten niet in een programma participeren, hoeft die faculteit voor dat betreffende programma uiteraard geen programmaleider aan te wijzen.